Inleiding

0.1 Uitgangspunten bij de begroting

Terug naar navigatie - Inleiding - 0.1 Uitgangspunten bij de begroting

Uitgangspunt voor het opstellen van de Begroting 2026 is de Perspectiefnota 2026-2029. Na vaststelling van de Perspectiefnota op 7 juli 2025 zijn er nog een aantal mutaties geweest welke van invloed zijn op het begrotingssaldo. 

De provincie heeft als toezichthouder een wettelijke plicht om gemeentelijke begrotingen te toetsen op structureel en reëel evenwicht. De toetst vindt in eerste instantie plaats op het begrotingsjaar. Indien het begrotingsjaar niet structureel in evenwicht is, moet aangetoond worden dat het structurele evenwicht uiterlijk in de laatste jaarschijf van de meerjarenraming wordt bereikt. Hierbij mag geen sprake zijn van een opschuivend meerjarenperspectief waarbij in de opvolgende begrotingen alleen de laatste jaarschijf sluit. Het is dus belangrijk om het begrotingsjaar structureel in evenwicht te hebben en houden.

Voor het financieel beleid wordt als uitgangspunt genomen dat er ruimte voor nieuw beleid aanwezig is als er een structureel en reëel sluitende begroting is waarbij ook  de eerste jaarschijf sluit. Het andere uitgangspunt is dat de algemene reserve van voldoende niveau is.

Algemene financiële uitgangspunten
De algemene technische uitgangspunten bij het opstellen van de Begroting 2026 zijn: 

  • De raming van lasten en baten van bestaand beleid vindt plaats op basis van analyses en niet uitsluitend op basis van inflatie indexering.
  • De raming van gemeentelijke bijdragen aan externe instanties vindt plaats op basis van de meest recente begrotingen van deze partijen.
  • Voor de meerjarenbegroting wordt geraamd op basis van constante prijzen.
  • Structurele lasten worden gedekt door structurele baten en incidentele baten zijn voornamelijk dekkingsmiddel voor incidentele lasten.
  • De algemene reserves en de weerstandscapaciteit voldoen aan normen die zijn gebaseerd op een risicoanalyse (op te nemen in de paragraaf risicobeheersing en weerstandsvermogen) en de nota risicomanagement en weerstandsvermogen.
  • De financierings- en schuldpositie en het kasstroomsaldo voldoen aan de normen van de Economische Monetaire Unie (EMU) en de Wet HOF.
  • Door middel van de in de begroting opgenomen onderhoudsplannen wordt ten alle tijde ruimte gelaten voor onderhoud van kapitaalgoederen volgens de door de raad vastgelegde kwaliteitsniveaus.
  • Vrijvallende kapitaallasten van vervangingsinvesteringen met betrekking tot d e bedrijfsvoering blijven beschikbaar voor noodzakelijke vervangingen in de bedrijfsvoering.

Technische begrotingsparameters
Bij het opstellen van de begroting wordt uitgegaan van de volgende parameters.

Parameter Bron Waarde
Geharmoniseerde consumentenprijsindex 2026 (hicp) Centraal Economisch Plan 2025 (CPB) 2,4%
Loonvoet sector overheid 2026 Centraal Economisch Plan 2025 (CPB) 2,0%
Rente 25 jaar - april 2025 Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) 3,5%

Uitgangspunten tariefbeleid
In het hiernavolgende schema zijn de uitgangspunten voor de componenten van het tariefbeleid opgenomen.

(Belasting)tarieven Uitgangspunten
Onroerendezaakbelasting (OZB) Voor de OZB wordt het volgende uitgangspunt gehanteerd:  De inkomsten OZB stijgen met de HICP, waarbij het tarief aangepast wordt voor de waardestijging en -daling van woningen en niet-woningen.  Wanneer de procentuele waardestijging van woningen en niet-woningen hoger is dan de HICP, daalt het OZB-tarief. Wanneer de procentuele waardestijging van woningen en niet-woningen lager is dan de HICP, stijgt het OZB-tarief. 
Afvalstoffenheffing 100% kostendekkend, inclusief de component BTW–compensatie. 
Rioolrechten 100% kostendekkend, inclusief de component BTW–compensatie. 
Leges Verhoging tarieven afhankelijk van kostenniveau, berekend op basis van het model opgesteld door de Adviesgroep Nederlandse Gemeenten (ANG-model).

Tarieven sportaccommodaties   
(binnen– en buitensport)

Gelijkblijvende tarieven ten opzichte van 2025.

Van deze algemene uitgangspunten kan met betrekking tot de OZB-tarieven worden afgeweken op basis van een politieke afweging tussen bezuinigingen op uitgaven voor de burger versus tariefverhogingen voor de burger.

Uitgangspunten beleidsindicatoren
De uniforme set van beleidsindicatoren is voorgeschreven door het BBV. Hierin is aan de gemeenten opgelegd gebruik te maken van een basis set van beleidsindicatoren voor de begroting en de verantwoordingsstukken. Het doel hiervan is om de resultaten van beleidsmatige inspanningen van gemeenten beter inzichtelijk te maken en te kunnen vergelijken met het landelijke gemiddelde. 

De set van beleidsindicatoren is ondergebracht bij het betreffende programma binnen de begroting. Een klein aantal beleidsindicatoren welke betrekking hebben op de eigen organisatie worden door de gemeenten zelf ingevuld. Voor de overige beleidsindicatoren dient gebruikt te worden gemaakt van de website www.waarstaatjegemeente.nl. Ook de definities van de diverse beleidsindicatoren worden op deze website nader toegelicht. Voor wat betreft de actualiteit van de maatstaven kunnen grote verschillen bestaan. Het jaar waarover wordt gerapporteerd staat bij de betreffende indicator vermeld. 

0.2 Meerjaren begroting

Terug naar navigatie - Inleiding - 0.2 Meerjaren begroting

In de onderstaande tabel ziet u de meerjarige begrotingssaldi zoals deze in de begroting 2026 zijn opgenomen.

Bedragen x €1.000
Omschrijving Jaarrekening 2024 Begroting 2025 Begroting 2026 Raming 2027 Raming 2028 Raming 2029
Baten 78.627 83.154 75.117 73.874 72.684 73.325
Lasten -77.500 -85.134 -74.070 -72.327 -70.750 -71.134
Saldo baten en lasten 1.127 -1.979 1.047 1.547 1.934 2.191
Onttrekkingen 3.707 6.906 3.007 2.200 562 380
Stortingen -733 -461 -813 -1.410 -688 -418
Saldo onttrekkingen en stortingen 2.975 6.446 2.194 789 -126 -38

0.3 Van perspectiefnota naar begroting

Terug naar navigatie - Inleiding - 0.3 Van perspectiefnota naar begroting

Na de vaststelling van de Perspectiefnota 2026 hebben er nog een aantal begrotingswijzigingen plaatsgevonden welke van invloed zijn op het begrotingsresultaat van de gemeente Dantumadiel. In onderstaande tabel zijn deze mutaties weergegeven. Onder de tabel treft u een toelichting aan bij de betreffende wijzigingen.

Omschrijving Begroting Raming Raming Raming
(bedragen x € 1.000) 2026 2027 2028 2029
Perspectiefnota 2026 2.764 2.153 1.523 1.640
Begroting 2026 3.241 2.336 1.807 2.153
Mutatie begrotingsresultaat 477 183 284 513
Verklaring mutatie begrotingsresultaat
Mutaties 2e turap 2025
Lagere rentelasten als gevolg van doorschuiven investeringen 390 130 44 166
Lagere lasten DVO Noardeast Fryslân 172 172 172 172
Hogere lasten gas, water en elektrisch -164 -164 -164 -164
Afschrijvingen -42 -193 -62 -36
Verschillen < € 50.000 -251 -195 -190 -178
Mutaties begroting 2026
Bijstelling leges 215 274 335 396
Bijstelling OZB 108 108 108 108
Bijstellen afvalstoffenheffing 92 97 97 102
Bijstelling rioolheffing -82 -83 -53 -43
Verschillen < € 50.000 39 37 -3 -10
Verklaarde mutatie 477 183 284 513

Mutaties 2e Turap 2025
In de 2e turap 2025 zijn een aantal structurele wijzigingen opgenomen die doorwerken in het financieel perspectief van de begroting 2026. Hieronder een toelichting op de grootste afwijkingen. 

Lagere rentelasten
Bijstelling rentelasten op langlopende leningen. Een aantal investeringen zijn vooruitgeschoven in de tijd. Gevolg hiervan is dat er vanaf 2025 nog geen behoefte is aan een substantiële financiering, met bijbehorende rentelasten. Het aantrekken van een langlopende lening stond gepland voor 2025 maar is volgens de nieuwe investeringsplanning niet eerder benodigd dan in 2028. De structurele gevolgen hiervan worden zichtbaar in de Begroting 2026.

Lagere lasten DVO Noardeast Fryslân
De DVO met Noardeast Fryslân bevat een risico-opslag. De risico-opslag dient als verrekenpost bij hogere kosten. De inschatting is dat in ieder geval de helft weer terug ontvangen wordt. Dit betreft derhalve een structureel voordeel in de exploitatie. Daarnaast zijn de directe kosten als onderdeel van de DVO basisregistraties lager ingeschat door de uitvoerende organisatie.

Hogere lasten gas, water en elektrisch
De lasten voor nutsvoorzieningen, gas water en elektrische zijn bij de 2e Turap naar boven bijgesteld. De bijstelling is voornamelijk zichtbaar bij  de energielasten voor onderwijshuisvesting (EUR 51k), openbare verlichting, (EUR 49k), Riolering (EUR 27k).

Afschrijvingen
Er zijn een aantal grote infrastructurele projecten  die naar voren zijn gehaald in de investeringsplanning. De afschrijving voor deze projecten waren begroot middels een stelpost welke start met afschrijven  in 2028. Door het naar voren halen van investeringen in de planning start de afschrijving al in 2027 hetgeen leidt tot een grote mutatie in 2027. Voor 2028 geldt deze verklaring in mindere mate maar is ook sprake van het naar voren halen van investeringen. In de overige jaren is sprake van nieuwe investeringen met bijbehorende afschrijving.

Mutaties begroting 2026
Bijstelling leges
De legesinkomsten zijn met EUR 215k naar boven bijgesteld voor 2026. Dit komt met name door het hanteren van de maximale wettelijke tarieven in hoofdstuk 1. Uitgangspunt voor de berekening van de lasten is het zogenoemde ANG-model. De kostendekkendheid stijgt van 61% naar 71% in 2026. de jaren daarna is een stijging in kostendekkendheid geraamd van 5%.

Bijstelling OZB
Uitgangspunt is dat de totale OZB inkomsten stijgen met de HICP. In 2025 zijn de niet-woningen meer gestegen dan verwacht, wat tot hogere inkomsten leidt. Ook zijn er meer inkomsten door areaaluitbreiding.

Bijstelling afvalstoffenheffing
Voor de afvalstoffenheffing wordt in beginsel een kostendekking aangehouden van 100%. Dit leidt voor het begrotingsjaar tot een stijging in de afvalstoffenheffing.

Bijstelling rioolheffing
Voor de rioolheffing wordt in beginsel een kostendekking aangehouden van 100%. Dit leidt voor het begrotingsjaar tot gelijkblijvende tarieven in rioolheffing en een kleine bijstelling in de inkomsten door areaaluitbreiding. Daarmee zijn er minder extra inkomsten zoals in de Perspectiefnota was meegenomen.

0.4 Structurele positie

Terug naar navigatie - Inleiding - 0.4 Structurele positie

In de onderstaande tabel ziet u de meerjarige structurele begrotingssaldi zoals deze in de Begroting 2026 zijn opgenomen. Het structurele begrotingssaldo is het begrotingssaldo, zoals getoond onder 0.2 Meerjarige begroting, minus de incidentele baten en lasten.  De structurele begroting dient, conform de gemeentewet, structureel en reëel in evenwicht te zijn. Zoals ook blijkt uit onderstaande tabel is de begroting van de Gemeente Dantumadiel structureel in evenwicht. Dat wil zeggen dat het structurele begrotingsresultaat in alle jaarschijven een positief saldo vertoont.

Bedragen x €1.000
Omschrijving Begroting 2026 - Structureel Raming 2027 - Structureel Raming 2028 - Structureel Raming 2029 - Structureel
Baten 73.485 73.374 72.684 73.325
Lasten -70.866 -69.949 -70.432 -71.155
Saldo baten en lasten 2.619 3.425 2.252 2.170
Onttrekkingen 337 337 337 380
Stortingen -418 -418 -418 -418
Saldo onttrekkingen en stortingen -81 -81 -81 -38

0.5 Ontwikkeling Algemene reserve

Terug naar navigatie - Inleiding - 0.5 Ontwikkeling Algemene reserve

De Algemene reserve is onderdeel van het eigen vermogen van een gemeente. Dit eigen vermogen is het saldo van de bezittingen en de schulden op de gemeentelijke balans. De Algemene reserve is de buffer voor het opvangen van risico’s en tegenvallers. Bij de beoordeling van de eenmalige positie hanteert Dantumadiel het uitgangspunt dat de minimale omvang van de Algemene reserve op 1 januari 2026 minimaal de benodigde weerstandcapaciteit moet bevatten. Op basis van de vastgestelde nota risicomanagement en weerstandsvermogen moet de algemene reserve minimaal € 10 miljoen bedragen.  De algemene reserve voldoet dit criterium. 

In onderstaande tabel is het verloop van de Algemene reserve weergegeven. Hierbij is de stand van de Algemene reserve per 1 januari 2025 als uitgangssituatie genomen en is rekening gehouden met de geraamde toevoegingen en onttrekkingen. Zodoende ontstaat er een beeld van de ontwikkeling van de Algemene reserve door de jaren. In de bijlagen is een uitsplitsing gemaakt van de vermeerderingen en verminderingen in de Algemene reserve.

De verwachte stand van de Algemene reserve eind 2029 is afgerond € 2,2 miljoen hoger dan de verwachting in de Perspectiefnota. Het verschil is voornamelijk een gevolg van mutaties in het begrotingsresultaat 2026 en 2027 ten opzichte van de Perspectiefnota.

Omschrijving Begroting Begroting Raming Raming Raming
(bedragen x € 1.000) 2025 2026 2027 2028 2029
Beginstand 13.783 11.641 13.603 15.147 17.423
Onttrekkingen -6.409 -2.670 -1.863 -225 -
Toevoegingen 165 165 165 165 165
Resultaatbestemming (J-1) 4.101 4.466 3.241 2.336 1.807
Eindstand 11.641 13.603 15.147 17.423 19.396